De aandelenmarkten werden in het tweede kwartaal grotendeels gedreven door geopolitiek nieuws. ’Liberation Day’, met een grootscheepse aankondiging van importheffingen, veroorzaakte begin april een scherpe daling. Toen veel van de aangekondigde tariefmaatregelen werden afgezwakt, begonnen de aandelenmarkten in april en mei te stijgen, waarbij niet-Amerikaanse markten in EUR-termen de toon aangaven. In juni beefden de aandelenmarkten toen Iran en Israël een oorlog startten, maar na een fragiele wapenstilstand hervatten aandelen hun stijging. Ondertussen verzwakte de dollar ook aanzienlijk tijdens het kwartaal. Dit verklaart waarom de MSCI World Index recordhoogten bereikte in dollartermen, maar niet in euro's.
Richting zoeken te midden van onzekerheid
Economische indicatoren waren volatiel in het tweede kwartaal, wat de onzekerheid weerspiegelde die vooral werd veroorzaakt door de aankondigingen van importheffingen. Vooral de economische indicatoren voor toekomstige bedrijfsactiviteit, daalden sterk in april. Andere indicatoren, zoals het vertrouwen van Amerikaanse beleggers, lieten een vergelijkbaar patroon zien. In mei en juni herstelden de economische indicatoren zich enigszins, maar die van de VS en het VK blijven onder het niveau van vorig jaar. In de eurozone daarentegen blijven de economische indicatoren wijzen op een stagnatie. De Japanse indicator wijst op een zeer bescheiden expansie. Over de hele linie blijft de bedrijfsactiviteit voor de verwerkende industrie achter bij die van de dienstensector, echter de indicatoren voor de verwerkende industrie zijn minder negatief dan vorig jaar.
De onzekerheden voor centrale banken blijven
Centrale banken hadden te maken met grote onzekerheid toen heffingen werden aangekondigd en ingetrokken. In de VS, waar de economische activiteit relatief sterk bleef en er in de nabije toekomst inflatoire druk van de importheffingen wordt verwacht, leidde dit ertoe dat de Fed de beleidsrente gedurende het hele kwartaal niet wijzigde. De meningen binnen de raad van gouverneurs over de verwachte inflatie lopen uiteen. De BOE besloot in april tot een renteverlaging, maar wijzigde de beleidsrente daarna niet meer omdat de inflatie nog steeds hoog is te midden van een zwakke economische activiteit. De ECB bleef ondertussen de beleidsrente verlagen omdat de inflatie rond de doelstelling blijft hangen, waarbij de discussie zich nu concentreert op de vraag of het eindniveau al is bereikt. De BOJ concentreerde zich vooral op het vinden van een balans tussen haar ambitie om het beleid te normaliseren en het stabiliseren van de financiële markten tijdens het volatiele kwartaal en hield de beleidsrente ongewijzigd.
Obligatierente daalt , behalve in de VS
In het tweede kwartaal daalde de rente op 10-jaars staatsobligaties in het VK, de eurozone en Japan. Voor het VK kan deze beweging voornamelijk worden verklaard door de toenemende verwachting dat de rente zal worden verlaagd. In de eurozone hebben de renteverlagingen en de lagere inflatie de rente omlaag gedreven, maar eind juni steeg de rente iets door het vooruitzicht van hogere defensie-uitgaven en een mogelijk einde van de verlagingscyclus van de beleidsrente. De Amerikaanse rente is het hele kwartaal gestegen. Dit werd gedreven door een vlaag van vooral politiek nieuws. Eerst het vooruitzicht van importheffingen, die de groei zouden belemmeren maar de inflatie zouden aanwakkeren. Daarna nam het vooruitzicht van aanhoudend hoge overheidstekorten in de vorm van de ‘One Big Beautiful Bill’ de overhand in mei, waardoor de VS zijn top kredietrating verloor.
De inflatie beweegt zijwaarts, behalve in de VS
Wij verwachten dat de inflatie in de eurozone de rest van het jaar globaal zijwaarts zal bewegen, met de mogelijkheid van bescheiden stijgingen of dalingen. Met de huidige inflatie op de doelstelling, zullen de centrale banken waakzaam moeten zijn voor de risico's aan beide kanten. Voor de VS zouden de toekomstige inflatiecijfers het directe inflatoire effect van de heffingen moeten laten zien. Voor het VK verwachten we dat de inflatie de komende maanden globaal zijwaarts zal bewegen, wat betekent dat de inflatie ruim boven de doelstelling blijft. Gezien de beperkte economische activiteit lijken renteverlagingen door de BOE echter plausibel. In Japan is de inflatie momenteel ruim boven de doelstelling, maar wij verwachten dat deze de komende maanden weer zal dalen.
De wereldwijde economische groei zal laag zijn
De groeivooruitzichten zijn sterk veranderd sinds Trump zijn tariefplannen bekendmaakte. Zelfs nu een aanzienlijk deel van de aangekondigde importheffingen is teruggedraaid, zal de daarmee samenhangende wereldwijde onzekerheid een effect hebben op de groei. We verwachten dat de wereldwijde groei in 2025 en 2026 ruim onder de 3% zal liggen, wat naar historische maatstaven laag is. Heffingen beïnvloeden de vooruitzichten voor alle grote economieën, maar vooral voor de VS (en China). Toch verwachten we in ons basisscenario geen recessie in de VS. Voor de eurozone en het VK verwachten we een bescheidener impact op de economische groei. Maar omdat de bedrijvigheid vóór de heffingen al beperkt was, blijven de groeivooruitzichten naar historische maatstaven laag. Voor Japan, waarvan de economie sterk verbonden is met zowel de VS als China, verwachten we een groter negatief effect op de economische activiteit in de loop van 2025.