“Tien dagen onderhandelen in Genève, drie jaar sinds de start van de besprekingen. En wat blijft er over? Een verdragstekst vol diplomatieke “brackets”, haakjes die markeren waar landen het níet over eens zijn. Bijna 1.500 keer: hier durven we geen besluit te nemen. Uiteindelijk bleef er een tekst over waarin de kern – het beperken van plasticproductie – simpelweg is weggesmolten.
Fossiele lobby
Geen toeval. Plastic is olie in vaste vorm, een tweede leven voor fossiele brandstoffen. Productie beperken zou direct snijden in het verdienmodel van de petrochemie. Geen wonder dat landen met grote fossiele industrieën, van Saudi-Arabië tot de VS, zich fel verzetten, gesteund door lobbyisten die dit keer niet alleen fluisterden in de coulissen, maar openlijk het podium namen. Hun refrein was vertrouwd: “Recycling is de oplossing.”
Maar onderhand klinkt dat verschrikkelijk vals. Minder dan tien procent van al het plastic wordt daadwerkelijk gerecycled. De diverse soorten zijn lastig te scheiden en veel eindigt daarom alsnog in ovens of stortplaatsen. Of het zwermt rond – in rivieren, oceanen, planten, dieren, en uiteindelijk in ons eigen lichaam. Zonder harde afspraken groeit de wereldwijde plasticproductie de komende twintig jaar met zeventig procent. Artsen waarschuwen inmiddels dat plastic een ernstig en ondergewaardeerd gevaar vormt voor de volksgezondheid: van verminderde vruchtbaarheid tot kanker. De plasticsoep zit niet alleen in de oceaan, maar ook in ons bloed.
Plastic: de perfecte metafoor
En toch schuiven we beslissingen door. Net als bij de klimaatverandering – waar de fossiele belangen eveneens de agenda uithollen, ondanks overstromingen, hittegolven en bosbranden – weigeren we ook hier hard in te grijpen. We doen wat plastic zo handig maakt: meebuigen zolang het kan, en zodra de vorm hard is geworden niet meer veranderen. Elk beleid wordt verpakt in recyclebare taal: “ambitie”, “gezamenlijke verantwoordelijkheid”, “duurzame toekomst”. Mooi glanzend, maar als je het openmaakt, zit er vooral lucht in.
Plastic is de perfecte metafoor voor dit oeverloze, conclusieloze geklets. Het lijkt stevig, maar het is leeg. Het oogt duurzaam, maar het is nep. Het belooft bescherming, maar breekt af in miljoenen stukjes die overal blijven plakken. Zelfs deze poging tot een verdrag is geen antwoord op plastic, het ís plastic: nep, lichtgewicht, flexibel van vorm en inhoudsloos van kern.
Plastic uit onszelf halen
Het pijnlijkste is dat we dit laten gebeuren. Dat we onszelf voor de gek houden met de gedachte dat praten, vergaderen en nog een ronde brackets iets oplossen. We weten dat er verliezers zullen zijn bij een echt akkoord – in productie, in winst, in gemak – en we verdragen dat vooruitzicht niet. Of misschien zijn we gewoon niet sterk genoeg om de fossiele macht te breken. Dus laten we toe dat de huidige winnaars hun belangen tot in lengte van jaren laten voorgaan op de leefbaarheid van de toekomst.
Zolang we een akkoord willen dat soepel en glad door alle handen glijdt, krijgen we dit: conferentiekunststof die op afstand goed oogt, maar bij nadere beschouwing volledig ongeschikt is voor de wereld. De conclusie lijkt me duidelijk: als we het niet eerst uit onszelf krijgen, zullen we er nooit in slagen minder plastic te produceren. Laat staan uit de natuur te halen.”
Bedankt voor je reactie!
Bevestig je reactie door op de link in je e-mail te klikken.