De Griekse natuurbranden staan ons nog helder voor ogen, maar op veel plekken rond de Middellandse Zee leidde langdurige droogte in combinatie met hoge temperaturen deze zomer tot bosbranden. Op het Iberisch schiereiland woedden begin augustus hevige branden in de Algarve.

De branden zijn weliswaar niet een-op-een terug te voeren op klimaatverandering, zegt de Spaanse bioloog en landbouwkundige Fernando Bautista Expósito, maar het is wel duidelijk dat de mediterrane gebieden steeds meer met weersextremen te maken hebben. Fernando is als agrarisch deskundige verbonden aan de organisatie AlVelAl die op de hoogvlakten van zuidoost-Spanje de biodiversiteit wil vergroten en het landschap herstellen door middel van zogenaamde regeneratieve landbouw.

De organisatie werkt met de principes van het Nederlandse Commonland. Herstel van het landschap gaat daarbij hand in hand met het verwezenlijken van sociaal-economische doelen zoals de inkomenspositie van boeren versterken, meer werkgelegenheid bieden en de leegloop van het platteland tegengaan.

Een boomgaard met amandel- en olijfbomen
Boomgaard met amandel- en olijfbomen

Wat merk jij precies van weersextremen en een veranderend klimaat?

“We hebben in deze regio vooral te maken met de onvoorspelbaarheid van het weer. Het is niet zo dat het hier op de hoogvlakten vroeger meer regende, dat is een wijdverbreid misverstand, maar de regelmaat is verdwenen. We hadden hier altijd een vaste cyclus: aan het einde van de zomer kwamen de regens vanwege het warmere water van de Middellandse Zee. In de winter viel er sneeuw op de hoogvlakten. Met klimaatverandering is die zekerheid weg.

Vorig jaar kregen we in de lente een soort zondvloed over ons heen, tussen begin maart en half april viel 1000 liter per vierkante meter. Dit jaar bleven de regens in het begin van de lente helemaal uit. Ze vielen pas tegen eind mei en gingen gepaard met zware stormen. De bodem kan dat dan niet meer aan, de paadjes tussen de amandel- en olijfbomen lopen over, en de toplaag spoelt met het water weg naar de ramblas (rivierbeddingen, red.)en de zee. De droogte wordt daardoor alleen maar vergroot.”

Wat kan AlVelAl daartegen doen?

“Onze eerste zorg is de bodem beschermen, dat is belangrijker dan ooit. De bodem is de sleutel. Hij is de spons die moet kunnen absorberen en de gewassen, de bossen, de struiken en de weiden moet voeden. Wij proberen de principes van regeneratieve landbouw hier te introduceren. Meer dan 200 boeren werken daar inmiddels aan mee op een gebied van ongeveer 10.000 hectare. 

Zo is de grond tussen de amandel- en olijfbomen vaak kaal, en daarmee blootgesteld aan de elementen. Wij leren boeren om groene bodembedekking aan te brengen, met specifieke grassoorten die aan de omstandigheden zijn aangepast.

Waar gewassen worden geteeld, proberen we het gehalte organische stof in de bodem te vergroten, meer leven in de bodem dus waardoor die beter ‘ademt’. Dat vraagt om terughoudendheid bij grondbewerking zoals ploegen en spitten. Met intensieve grondbewerking kom je in een vicieuze cirkel. Het beschadigt de bodem die daardoor te veel zuurstof krijgt en krimpt, en zijn absorptievermogen verliest. Daardoor moet je weer meer ploegen, enz. Dit is een van de lastigste dingen om bij boeren te veranderen, eerlijk gezegd.”

Boeren in zuidoost-Spanje moeten door de schaarste van regenwater toch gewend zijn om zorgvuldig met de bodem om te gaan?

“Dat klopt, het is hier anders dan in Nederland, waar van alles door de grotere regenval vanzelf groeit, hoe je ook met de bodem omgaat. Maar er is hier ook veel traditionele kennis verloren gegaan. De moslims die hier in de Middeleeuwen heersten, groeven bijvoorbeeld al ondergrondse waterlopen, maar die vind je nu niet meer terug. De introductie van technologie, en dan met name het gebruik van tractoren, heeft nadelig gewerkt voor de waterhuishouding. Vroeger werden hier muilezels ingezet en mocht de helling voor die beesten niet te steil zijn, dus verbouwde men op terrassen zodat je vlakke percelen kreeg. De laatste vijftig, zestig jaar zijn die verdwenen. Wij proberen ze weer te herstellen en met de percelen de hoogtelijnen in het landschap te volgen. Als de percelen minder steil zijn, houd je het water veel beter vast.” 

Segureño-schapen onderhouden het gras in de boomgaarden
Segureño-schapen onderhouden het gras in de boomgaarden

AlVelAls inzet is het vergroten van de biodiversiteit – waar boeren over het algemeen niet tegen zijn. Maar in Nederland is het ingewikkeld een verdienmodel te vinden voor de combinatie van landbouw en natuur. Meer insecten en vogels op je bedrijf leveren boeren niet direct profijt op. Hoe zit dat bij jullie?

“Ik ken jullie problematiek, ik ben een aantal keren in Nederland geweest. Dat verdienmodel is hier ook een flinke uitdaging. Wij proberen ‘eilanden van biodiversiteit’ te creëren door bijvoorbeeld heggen te planten. En we introduceren een extensieve vorm van schapenhouderij in de boomgaarden, waarbij de schapen het gras onderhouden en met hun poep weer voor bemesting zorgen. Het vlees van deze Segureño-schapen kan ook weer een bron van inkomsten zijn. Boeren zijn nu nog terughoudend om daarin mee te gaan, omdat ze bang zijn dat de schapen aan de bomen gaan knabbelen. En ze zien natuur, biodiversiteit, vaak eerder als een vijand, iets waar ze mee af moeten rekenen.

Wij verlangen van boeren niet dat ze wetenschappers worden, maar we willen ze wel het voordeel van meer biodiversiteit leren zien. Bij amandelkwekers is dat makkelijker omdat ze afhankelijk zijn van bestuivers – hoewel ze niet altijd beseffen dat wilde bijen daarbij belangrijker zijn dan honingbijen. Maar ook olijfboeren kunnen insecten inzetten om plagen te bestrijden. Dan heb je het over hele kleine, voor de gemiddelde boer bijna onzichtbare insecten: parasieten.”

Bij op amandelbloesem
Bij op een amandelbloesem

Kun je boeren betalen om biodiversiteit te vergroten?

“Dat gebeurt al. In de subsidies vanuit Brussel, via het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, zit vanaf dit jaar een eco-premie boven op het basisbedrag voor vergroting van de biodioversiteit en bescherming van de bodem. Maar het is nog niet voldoende om de boeren om te laten schakelen naar regeneratieve landbouw.

Wij planten hier ook bomen, inmiddels zo'n 150.000 in totaal. Denk aan de iconische Spaanse jeneverbes, de steeneik en de zwarte den die bestand zijn tegen barre omstandigheden. Die zouden passen in boomplantprogramma’s waarmee grote bedrijven die veel CO2 uitstoten hun uitstoot kunnen compenseren. Dat kan best lucratief zijn, want er gaat veel geld om in CO2-compensatie. Maar deze soorten groeien ontzettend langzaam, sommige bomen worden wel 1000 jaar oud, en vormen dus geen snelle opslag van CO2.

Wij geloven wel in het vastleggen van CO2 in de bodem, met bomen en oceanen de grote opslagplek van CO2. Dan heb je een gezonde bodem nodig, met veel organische stof, die water goed vast kan houden. Daar werken we hier elke dag aan.