De onderstaande column verscheen op 13 november in Het Financieele Dagblad als onderdeel van een reeks opinieartikelen van Kees Vendrik waarin hij zijn visie geeft over economische en politieke vraagstukken.

Bijna twee jaar na het akkoord van Parijs zit de wereldgemeenschap op dit moment in Bonn opnieuw aan tafel om onbeheerste klimaatverandering af te wenden. Fiji, het eilandenrijk uit de Stille Oceaan, is voorzitter van dienst en heeft voor de organisatie van de 23ste klimaattop hulp gekregen van Duitsland. Zo’n wereldtop is complex en duur, en te hoog gegrepen voor een land dat ironisch genoeg zelf al de kostbare gevolgen van klimaatverandering ondervindt. Eind deze week zal moeten blijken of de gecombineerde ambities van alle landen (minus de VS) perspectief bieden op het doel van Parijs: de mondiale temperatuurstijging ruim onder de twee graden houden.

Wil ‘Parijs’ nog haalbaar zijn, dan moet vóór 2020 de trendbreuk een feit zijn

Radicaal

De belofte van Parijs vergt een radicale transformatie naar een duurzame economie die iedereen raakt. Hoe dat precies moet, weet niemand. De aanblik van het speelveld is voedsel voor de bipolaire mens. In de categorie goed nieuws valt de snelle prijsdaling van duurzame energie. Verder is er wereldwijd een stortvloed van duurzame innovaties en van transitieplannen van bedrijven en overheden. Dit voorjaar verklaarden dertien CEO’s uit de Nederlandse financiële sector dat zij zich actief zullen inzetten voor ‘Parijs’.

Ronduit slecht nieuws komt uit Washington, en niet alleen daar houdt de fossiele lobby een snelle transitie tegen. Bovendien zijn we laat, heel laat. Uitzicht op een noodzakelijke jaarlijkse daling van de mondiale emissies van ten minste vijf procent is er (nog) niet. Wil ‘Parijs’ nog haalbaar zijn, dan moet vóór 2020 de trendbreuk een feit zijn. Dat wordt billenknijpen.

Inconsistent

Cruciaal zal zijn of we een oude belofte gestand doen: beprijs de uitstoot van CO2. We weten al sinds de eerste klimaattop in 1992 dat de markt een cruciale factor is om naar een duurzame economie te komen. Met het beprijzen van CO2-uitstoot zou de dynamiek van de markt worden benut. Het beginsel ‘de vervuiler betaalt’ heeft verschillende overheden ertoe gebracht regulerende energiebelastingen in te voeren en zo het klimaat een prijs te geven.

De financiële markten missen het vermogen om de langetermijngevolgen van klimaatverandering tijdig in te prijzen. In de praktijk is inconsistentie echter regel. In Nederland betalen de kleinste vervuilers (het mkb en de huishoudens) de hoogste prijs. De grote vervuilers (zoals de luchtvaart) genieten anno 2017 nog van vrijstellingen en (impliciete) subsidies. Schattingen daarvan lopen in de vele miljarden, veel meer dan de subsidies voor duurzame energie.

Zo schiet de overheid zichzelf in de voet, verspilt ze miljarden, raakt de markt ontregeld en wordt de fossiele industrie in leven gehouden met overheidsgeld. Deze absurditeit bracht de G20 er in 2009 al toe om afschaffing van het fiscale fossiele paradijs aan te bevelen. Het Europese emissiehandelssysteem is eveneens uitgelopen op een zware teleurstelling. Door overtollige uitstootrechten en gratis uitgifte gelden bodemtarieven voor de uitstoot van CO2.

CV

KEES VENDRIK

Kees Vendrik is hoofdeconoom van Triodos Bank. Vendrik houdt zich in deze functie bezig met onderzoek naar financiële, sociale en politieke vraagstukken en het stimuleren van de dialoog over geld en duurzaamheid. Daarnaast is hij sinds 1 september actief als lid van de raad van advies van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Vendrik was eerder lid van het college van de Algemene Rekenkamer en lid van de Tweede Kamerfractie van GroenLinks.

> raad van advies van het Centraal Bureau voor de Statistiek
> Algemene Rekenkamer

Kees Vendrik
Kees Vendrik, Chief Economist Triodos Bank

Financiele risico’s

Een andere plaats waar de markt aan het werk gezet moet worden is de financiële sector. Enkele weken terug bracht De Nederlandsche Bank (DNB) een verkenning uit naar klimaatgerelateerde financiële risico’s. Terecht stelt DNB de overgang naar een duurzaam energiesysteem als een van de grootste uitdagingen voor de Nederlandse economie en financiële sector.

Zoals Mark Carney, de baas van de Britse centrale bank, stelde, missen financiële markten het vermogen om de langetermijngevolgen van klimaatverandering tijdig in te prijzen. Dat kan grote gevolgen hebben voor zowel individuele instellingen als het financiële systeem als geheel. Een voorspoedige, beheerste afbouw van fossiele posities is nodig, niet alleen om de doelen van Parijs in het vizier te houden maar ook om de financiële stabiliteit te bewaken.

Geen beste prestatie

In 2016 is dat niet gelukt. DNB rapporteert in genoemde verkenning dat de blootstelling van de onderzochte financiële instellingen op CO2-intensieve bedrijven ‘licht is toegenomen’ ten opzichte van 2015. Met name de stijging van bankleningen aan fossiele producenten met 23% is hier debet aan. Dat is geen beste prestatie, een jaar na ‘Parijs’.

Ook hier ligt een overheidstaak: zet een prijs op fossiele bankactiva in de vorm van extra kapitaalbeslag zodat het risico van deze activa adequaat wordt gewogen. De gelegenheid om dit te verwezenlijken zal zich snel voordoen als rond Kerstmis een groep Europese experts voorstellen zal doen voor ‘sustainable finance’: hoe financieren we de omslag? Een prima gelegenheid om niet alleen de financiering van de duurzame transitie een zwieper te geven, maar ook om de markt aan het werk te zetten. Fiji kan niet wachten.

> Lees de andere columns die Kees Vendrik voor Het Financieele Dagblad schreef